-
1 преувеличивать
v1) gener. met overdrijving zeggen (ik kan met een beetje overdrijving zeggen, dat... ( Ñ íåáîôüêèì ïðåóâåôè÷åíèåì ìîãó ñêàçàòü, ÷òî..)), aandikken, (iets) breed uitmeten, bluffen, chargeren, flatteren, grootspreken, (только inf) mooipraten, opschroeven, opsnijden, overdrijven, overtrekken, tot uitersten vervallen2) liter. (iets) te sterk kleuren, opblazen -
2 приукрашивать
-
3 stark
〈 stärker, (am) stärkst(en)〉2 sterk, groot ⇒ flink, talrijk, veel, dicht3 hevig, heftig ⇒ flink, erg, fors6 sterk, kras♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 sich für jemanden, etwas stark machen • zich voor iemand, iets inzettenstarker Beifall • veel applausstarkes Haar • veel, dicht haareine starke Nachfrage • een grote vraagstarker Verkehr • druk, veel verkeerder Artikel ist stark gesucht • er is veel vraag naar dat artikelstark verschuldet sein • grote, zware schulden hebbenstark bevölkert • dichtbevolktstarke Kälte • vinnige koues fror stark • het vroor harddas Buch ist 800 Seiten stark • het boek is 800 bladzijden dik8 irre stark! • al te gek! -
4 fast
adj. snel; vlug; vast; sterk; stevig; achter pleziertjes aangaand--------adv. snel; hard; vóór; geraffineerd; vast; trouw--------n. vast (het niet eten); vasten, lijden--------v. vastenfast1[ fa:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————fast21 vast ⇒ stevig, hecht♦voorbeelden:make fast • stevig vastmakenfast lane • er rijbaan, inhaalstrook 〈 van autoweg〉fast train • sneltreinlive in the fast lane • een jachtig/hectisch leven leidenfast and furious • uitbundig〈 slang〉 pull a fast one on someone • met iemand een vuile streek uithalen, iemand afzetten————————fast3〈 werkwoord〉1 vasten————————fast4〈 bijwoord〉2 snel ⇒ vlug, hard♦voorbeelden:hold fast to something • iets stevig vasthouden
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский